Het E-peil waar kantoorgebouwen aan moeten voldoen is voor projecten waarvoor de bouwvergunning na 1 januari 2012 werden aangevraagd verlaagd van 100 naar 70 en dit is een serieuze stap naar onder. In tegenstelling tot woningen waar verlichting niet in rekening gebracht moet worden zorgt verlichting in kantoorgebouwen wel voor een groot energieverbruik. In de EPB berekening moet elk armatuur apart worden ingegeven en er zijn twee manieren waarop men dat kan doen.
Men kiest ervoor om in de projectbibliotheek naast het vermogen van de armatuur (moet altijd ingevuld worden) de optische kenmerken van de armatuur niet in te vullen. Er wordt dan met een waarde van ontstentenis gewerkt en dit heeft een zeer negatieve impact op het E-peil van de berekening. Door met de waarde van ontstentenis te werken stijgt het E-peil gemakkelijk 10-30 punten, maar dit is natuurlijk afhankelijk van het aantal armaturen dat voorzien is.
Vermist tegenwoordig een E-peil van 70 gehaald moet worden is dit niet de aangewezen manier om verlichting in te geven, het E-peil zal immers veel te hoog liggen.
Men vult naast het vermogen van de armatuur ook de optische kenmerken in. Deze bestaan uit drie delen: de CIE fluxcodes (.N2, .N4 en .N5), de lichtstroom per lamp (in lumen) en het aantal lampen. De optische kenmerken moeten worden opgevraagd bij de mensen die de verlichting installeren en daar wringt dikwijls het schoentje. De lichtstroom per lamp en het aantal lampen per armatuur kan men normaal eenvoudig vinden, maar de CIE fluxcodes zijn een pak moeilijker te verkrijgen. In de eerste plaats moeten de mensen die de verlichting plaatsten trachten deze informatie op te vragen bij de fabrikanten van de verlichting, maar zelfs de fabrikanten hebben het soms moeilijk om de juiste informatie door te sturen. Wat ze wel altijd kunnen doorsturen is het polair diagram en hieruit kan men de CIE fluxcodes afleiden.
Voordat we verder gaan is het belangrijk om even uit te leggen wat de CIE fluxcodes zijn. De CIE fluxcodes worden berekend op basis van de waarden FC1, FC2, FC3, FC4, F en PHIS:
In het polair diagram hieronder is een openingshoek van 60° getekend en de lichtstroom tussen de twee rode lijnen representeert dus FC2:
De CIE fluxcodes zijn gelijk aan:
De CIE fluxcodes kunnen ook afgeleid worden uit het polair diagram. Neem het volgende voorbeeld:
In de EPB software moeten .N2, .N4 en .N5 worden ingevuld. Om te beginnen is .N5 gelijk aan het rendement dat we terugvinden rechts beneden in het polair diagram, in dit geval 80% (0.8 invullen in EPB-software). .N2 is gelijk aan de verhouding van de lichtstroom onder openingshoek 60° en 90°. In dit geval stroomt bijna de volledige lichtstroom die onder openingshoek 90° uitstroomt ook onder openingshoek 60° uit. Daarom kunnen we stellen dat .N2 hier gelijk is aan 90% (0.9 invullen in EPB-software). Eigenlijk is het eerder 95%, maar we spelen hier beter op veilig en daarom kiezen we voor 90%.
.N4 is gelijk aan de verhouding van de lichtstroom onder openingshoek 90° en 180°. Anders gezegd is dit de verhouding tussen de totale lichtstoom van de armatuur en de lichtstroom naar onder gericht. In dit geval is ongeveer 70% van de totale lichtstroom (het gele oppervlak onder de 90° lijn) naar onder gericht. Om hier op veilig te spelen geven we voor .N4 60% in (0.6 invullen in EPB-software).
Nog geen comment.
Maak een comment